Ergens aan het eind van het boek staat deze vraag. Herman de Liagre Böhl schreef een zeer lezenswaardige en herkenbare biografie over Han Lammers, een van die markante bestuurders waar ik een tijdje voor mocht werken. Dit is misschien wel de meest kernachtige karakteristiek van zijn gedrevenheid. In Flevoland werd hij geroemd om zijn bindend vermogen (al zal Hans Gruyters zich daarbij in zijn graf omdraaien, maar dat is een verhaal op zich). Als metro-wethouder in Amsterdam werd hij geafficheerd als linkse regent en doordrammer. De man leek een vat vol tegenstrijdigheden. Wat maakte hem dan toch tot die krachtige bestuurder?
Het is een in mijn omgeving klassiek geworden waar gebeurde anekdote over de gemeentebestuurders die Lammers verwijten dat hij in beroepszaken zo vaak de bijstandsgerechtigde in het gelijk stelt. Zijn antwoord: “Die mensen moeten toch ook brood op de plank hebben?”. Over letter en geest van regels gesproken.
De Flevolandse corporatiedirecteuren komen op bezoek. Ze beklagen zich over gemeentebestuurders die hen in de weg zitten. “U bent toch directeur – bestuurder?” vraagt Lammers. “en u hebt toch een eigen toezichthoudend orgaan, nietwaar?” Ja, dat geldt voor de meesten. Sommigen niet. Die hebben nog een verenigingsstructuur. “Maar dan hebben de leden het bij u toch voor het zeggen?” Ja, dat kunnen ze niet ontkennen. “Dan snap ik uw probleem niet.” Vragende blikken, allen op hem gericht. “U bent zelfstandig als organisatie. Waarom laat u zich dan bepalen door anderen?” De heren druipen onverrichter zake af. Aan klagen had Lammers een broertje dood. Handelen als het nodig is, verantwoordelijkheid nemen, dat was zijn adagium.
In de periode dat Lelystad met leegstand kampt dreigt de HID – Volkshuisvesting (de toenmalige rijksverantwoordelijke voor de regio) een op zich kansrijk renovatieproject op formele regelgronden te blokkeren. Lammers vergewist zich van de ernst van de zaak, en handelt meteen. Hij pleegt op scherp overtuigende toon een telefoontje met de Staatssecretaris en meldt direct daarna aan de HID: “Met uw politieke baas heb ik afgesproken dat wij hier samen geen probleem van gaan maken”. Het project gaat door.
De overheid is regelgever en -handhaver, hoeder van de kwaliteit van stad, dorp en landelijk gebied en schild voor de zwakken. Bij de regels (en handhaving daarvan) is geest ervan misschien wel minstens zo belangrijk als de letter. De kwaliteit van de stad vraagt soms moed van het bestuur. De komst van de metro en de stadsvernieuwing zijn daar voorbeelden van. Het protest er tegen is legitiem, maar mag je soms trotseren. Ten minste als je een fatsoenlijk proces hebt doorlopen, waarin je goed luistert en de inbreng ook die van minderheden probeert te integreren in de plannen. Door onder meer te bouwen in de polder komen meer mensen die het niet zo breed hebben toch in een fatsoenlijke woning terecht. Dat geldt ook traditioneel “lastige” groepen als Roma.
De kunst van goed bestuur is vooral de kunst om de samenleving aan te voelen, zoals een goede scheidsrechter de wedstrijd aanvoelt. De kunst van goed bestuur is steeds de juiste verhouding te kiezen tussen luisteren en handelen, initiatief nemen en loslaten. De kunst van goed bestuur is het besef dat een beleidsterrein geen eiland is, maar altijd samenhang vertoont met andere terreinen. En dat daarmee dus samenwerking nodig is voor de echte oplossingen. De kunst van het goed bestuur is onconventioneel te zijn als conventies te kort schieten. En uiteraard is goed bestuur aanspreekbaar zijn op je keuzes. Dat vraagt kennis op het juiste abstractieniveau, karakter, kracht en een vleugje eigenzinnigheid.
Het leven en de loopbaan van Han Lammers maakt daarover (positief en negatief) veel duidelijk. Zijn waarde was groot. Voor zulke kwaliteitsbestuurders heb ik een zwak. Hoe maf ze zich in andere opzichten soms ook gedragen.
2 april 2015