Participatiedebat: waar zijn de maatschappelijke veldwerkers?

paardenIn het gevecht verzorgingsstaat – participatiesamenleving heeft de participatiesamenleving vorige week goed gescoord. Behendig als Messi verkondigde Lodewijk Asscher dat er niks mis is met de verzorgingsstaat, dat ’ie gewoon blijft bestaan en verzuchtte even later iets over de afstand tussen droom en daad. Volgens spelverdeler Mark Rutte bestaat ook in een participatiesamenleving gewoon een WW. Na een sociaal akkoord, een zorgakkoord, een energie-akkoord en een corporatie-akkoord hebben we nu ook een onderwijsakkoord. Zo heeft het kabinet ongeveer het volledige veld van maatschappelijke instellingen (nou ja, met uitzondering van ABOP en Woonbond) aan zich gebonden. Maar wat is dat waard? Onze nieuwe koning zegt in de troonrede: “Het is onmiskenbaar dat mensen …. mondiger en zelfstandiger zijn dan vroeger. Gecombineerd met de noodzaak om het tekort van de overheid terug te dringen, leidt dit ertoe dat de klassieke verzorgingsstaat …. verandert in een participatiesamenleving. Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.” Dat is eerder participatie – ontmoediging, dan stimulering, laat Evelien Tonkens in Trouw van 23 september zien. Van haar voorstellen voor een andere benadering is vooral die onder het motto “De schaamte voorbij” boeiend. Ze pleit voor een volwassen erkenning van de wederzijdse afhankelijkheid van burgers, overheid en instituties die naar vermogen bijdragen aan de samenleving. En daarmee voor investeren in de publieke zaak.

Ik was vorige week op een bijeenkomst over krimp. We leerden er wat je bij leiderschap kunt hebben aan de ervaringen van vier jonge meiden op paarden, die een paar jaar geleden een huzarenstukje uithaalden door een kudde paarden van een eilandje bij Marrum via het ondergelopen land naar het droge te begeleiden (zie: http://www.youtube.com/watch?v=yrMjAKEfB8c ) Maar verder ging het heel erg over participatie, burgerparticipatie vooral. De overheid moet in de dorpen vooral faciliteren. Daar waren we het snel over eens. En zich niet te snel met burgerinitiatieven bemoeien. Dat vonden ook nog al wat mensen. Het ging over vertrouwen, en vooral ook gebrek daaraan, van burgers in die overheid. En dat de overheid dat dan ook wel een beetje aan zich zelf te danken heeft. Bestuurders zeggen nog al eens iets toe wat ze niet waar kunnen maken. Omdat ze er niet over gaan; omdat ze niet aan de precedentwerking hebben gedacht; omdat ze toch minder geld hebben dan ze gedacht hadden …. Ik heb daar gepleit voor een heroriëntatie op de taakverdeling. Op welke punten heeft de gemeente het in de huidige netwerksamenleving echt voor het zeggen en wanneer is zij een van de spelers in het veld, naast vele anderen?

Wat ik vooral ook opvallend vind is het compleet ontbreken van de maatschappelijke instituties in de discussie. Corporaties hebben een enorme ervaring in leefbaarheidsprojecten (en dat mogen ze blijven doen van minister Blok, begrijp ik, hoewel het niet letterlijk in het akkoord staat). Zorginstellingen kennen hun klanten uitstekend. Het onderwijs kan een prachtige rol spelen bij het ontwikkelen van taal, sociale vaardigheden en opvoedingsondersteuning. Zijn ze na alle affaires van de laatste tijd volledig in zich zelf gekeerd geraakt en bezig zich zelf opnieuw uit te vinden? Durven ze niet meer omdat het “toch nooit goed is”? Worden de werkers in de wijk wegbezuinigd in de volgende efficiency- (lees: centraliserings-)slag? Het zou tragisch zijn als zo die geweldige expertise van veldwerkers min of meer geruisloos verdwijnt. Juist nu we er in het sociale domein achter komen hoe cruciaal buurt- en wijkteams zijn. Het maakt de situatie voor de instellingen er alleen maar erger op. Ze worden zo steeds minder herkenbaar als factor in de samenleving. En dat terwijl zij geweldig geschikt zijn om onderwerpen die spelen in wijk en buurt te depolitiseren, en daarmee weer dichter bij de wijkbewoner, opvoeder of mantelzorger te brengen. Maatschappelijke instellingen kunnen dat minstens zo goed als de overheid, die ten slotte ook nog publiekrechterlijke scheidsrechter tussen belangen is. Als we ons toch gaan heroriënteren op de rolverdeling lijkt het me goed om daarin een driedeling aan te brengen: overheid, maatschappelijke instituties, burger. Een mooie opgave om nu mee te gaan oefenen. Zo kunnen er na de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2014 dan echte stappen gezet worden. En komt iedereen van z’n eilandje af.

23 september 2013

  • Brigit KIngma

    Zo, dat is wakker schudden!
    De zgn. participerende samenleving is echter geen nieuwe uitvinding, maar juist een zeer oorspronkelijk. We leerden dijken bouwen door te participeren, samen te werken… Wel nieuw is de neiging van overheid en politiek om de participatiesamenleving te vertalen in een ‘doe het zelf – samenleving (zelfredzaamheid en samenredzaamheid van de burger) en deze te koppelen aan flinke bezuinigingen. Ook ik mis in deze discussie de werkers in het veld. Ook zij dreigen meegesleurd te worden met het bezuinigingsbadwater; het paard achter de wagen …. hun missie ondergraven, hun functie uitgehold….
    Vertrouwen in de burger is essentieel; het vertrouwen in de door burgers opgerichte maatschappelijke instituties vanwege geconstateerde schrijnende tekorten, zorgelijke gaten in het vangnet van die samenleving. Dat ís participatie: vanuit maatschappelijke betrokkenheid, vaak door vrijwilligers, met beperkte middelen, een eigen huishoudboekje en gewend de tering naar de nering te zetten.
    Wees zuinig op hen, inmiddels professionals: laat hen de ruimte om bottom up te werken,
    Zij kunnen signaleren, maar ook beleid naar praktijk vertalen, zij weten dat voorkomen beter is dan genezen, herkennen valkuilen, stimuleren en koppelen de eigen verantwoordelijkheid aan een balans tussen draagkracht en draaglast.
    Overheid, maatschappelijke instituties en de burger, over en weer, gelijkwaardig, elkaar bekritiserend maar ook vooral versterkend in ‘eigen kracht’.