“De gemeente doet mee”

Ze hebben het msppetuintjekaar moeilijk met elkaar: de burgers en de overheid.

In de buurt snappen ze niet dat dat speeltuintje met zo’n Aldo van Eyck iglo “opgeruimd” wordt, terwijl er nog regelmatig jonge kinderen spelen. De gemeente heeft een speelplekkenbeleid en te weinig geld, waardoor niet al die plekjes in stand gehouden kunnen worden. “Dan doen we dat toch zelf,” zeggen de bewoners steeds vaker. En je hoort de ambtenaar of wethouder denken: “Als dat maar goed gaat”.

De afstand tussen bestuurders en bestuurden is volgens David van Reybrouck te groot geworden. Ze leven in twee verschillende werelden die nauwelijks meer aansluiting bij elkaar vinden. Ondertussen zijn burgers actiever en creatiever dan ooit. Ze weten elkaar te vinden om samen in een coöperatie zonnepanelen aan te schaffen. De eerste wijkbedrijven voor onderhoud en leefbaarheid van de buurten zijn opgericht. Steeds meer sociale ondernemers staan op om bij hun handel mensen met een behoorlijke afstand tot de arbeidsmarkt in te schakelen. De apps om het gebruik van spullen in je directe omgeving te delen zijn niet van de lucht. Het geeft hoop, die nieuwe assertiviteit van burgers. Maar de (terechte) angst is dat het niet zo assertieve deel van de burgers nog verder achterop raakt bij het meedoen in de samenleving. Sterker nog: de overheid verzint steeds meer mechanismen (zoals het verplichte vrijwilligerswerk voor bijstandsgerechtigden) om hen tot deelname aan die samenleving te dwingen. De vraag of die activiteit dan aansluit bij hun mogelijkheden en kwaliteiten is steeds minder aan de orde. Laat staan de vraag of het die mensen echt verder helpt. De intenties daarbij zijn veelal niet slecht. Een wethouder zei me dat ‘ie hierbij toch echt maatwerk wil verrichten. Maar de uitvoeringsorganisaties zijn absoluut niet meer op zulk maatwerk ingericht. Het is een illustratie van de spagaat waarin overheidsland zit. Hoe komen we hier uit?

Een belangrijk handvat is in mijn ogen om nieuwe, modernere manieren te vinden om met elkaar om te gaan als overheid, burgers en maatschappelijke instituties. En daarvoor is nodig dat we onze posities opnieuw definiëren. En dat we nieuwe spelregels ontwikkelen waarop we elkaar kunnen aanspreken.

De gemeenteraad van Lelystad zette daarin op 14 januari een mooie stap. Via een initiatiefvoorstel vanuit de raad verschafte zij zichzelf een kader op beide vlakken. Met dank aan het WRR-advies “Vertrouwen in burgers” besloot zij wat de positie van de gemeente betreft onderscheid te gaan maken tussen beleidsparticipatie (als de overheid het voor het zeggen heeft), maatschappelijk samenwerken (als die overheid betrokkene is in een groter geheel) en burgerinitiatieven (waarin de overheid  faciliteert). Verder werden acht leidende principes (spelregels zo u wilt) vastgesteld voor het omgaan met de burger, nl:

Sommige principes lijken open deuren. Maximale vrijheid bijvoorbeeld. Maar we vergeten al heel snel dat een bestemmingsplan eigenlijk beperkingen oplegt aan het (vrije) gebruik van de ruimte. Met andere principes krijgt de raad het nog heel moeilijk. Loslaten is er zo een. Natuurlijk: ”the proof of the pudding is in the eating”. Maar de Lelystadse raad heeft deze, in mijn ogen noodzakelijke, eerste stap gezet. Als start van een gemeentebreed veranderingsproces, samen met bewoners en maatschappelijke instituties. Op weg naar een andere cultuur. Op weg naar meer gelijkwaardigheid. Op weg naar een nieuwe betrokkenheid op elkaar.

Misschien mag Aldo van Eycks iglo en de rest van het speeltuintje dan toch blijven bestaan.

16 januari 2014

  • Bert Kappe

    Goed artikel! Mooie principes. Als overheden vanuit vakmanschap gaan werken aan de verbinding met de bewoners waar ze voor bestaan en dan ook nog werken aan het vertrouwen door te doen wat ze zeggen en te zeggen wat ze doen, dan krijgen we een andere wereld.